Als er één bijbeltekst is die voor mij lang een mysterie is geweest dan is dat 1 Joh.
4:18. Deze gaat als volgt: “Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft
de vrees uit want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde.”
Een korte toelichting: door de formulering “de vrees houdt verband met straf” in de hier gebruikte NBG
vertaling krijgt men de indruk dat die twee op de een of andere wijze iets met elkaar van doen hebben maar hoe dat nou
zit blijft een beetje vaag. De Griekse grondtekst van het Nieuwe Testament is daar echter wel duidelijk over want die
stelt: “omdat de vrees straf inhoudt”. Kortom: vrees is dus het gevolg van straf.
Wat is het verband tussen liefde en vrees en waarom worden beiden in deze bijbeltekst in één adem genoemd?
Lang kon ik hier geen verklaring voor vinden. Totdat mij de ogen werden geopend en het me duidelijk werd dat in deze
weinige woorden het hele drama van de zondeval ligt opgesloten. Kort nadat het eerste mensenpaar zich in de Hof van
Eden door de satan hadden laten verleiden tot ongehoorzaamheid aan God lezen we in Gen. 3:8-10:
“Toen zij het geluid van de Here God hoorden, die in de hof wandelde in de avondkoelte, verborgen de mens en zijn
vrouw zich voor de Here God tussen het geboomte in de hof. En de Here God riep de mens tot Zich en zeide tot hem: Waar
zijt gij? En hij zeide: Toen ik uw geluid in de hof hoorde, werd ik bevreesd, want ik ben naakt; daarom verborg
ik mij.” Uit Adam's reactie blijkt dat hij het geluid van de Here God herkende. Het was dus vaker voorgekomen
dat hun Schepper even bij hen “op de koffie kwam”. Nu echter was alles anders. De mens had na zijn ongehoorzaamheid,
zoals de satan had gezegd, kennis gekregen van goed en kwaad. Maar dan wel op een geheel andere wijze dan de satan Eva
had voorgespiegeld. Voorheen werd de relatie tussen de mens en zijn Schepper gekenmerkt door een klimaat van liefde.
Na zijn ongehoorzaamheid vluchtte de mens weg toen hij het geluid van zijn Schepper hoorde. Want angst beheerste nu
zijn gedachten en veroorzaakte zijn vluchtgedrag. Dat Adam zich realiseerde dat hij naakt was en hij zich daarom zou
hebben verscholen was meteen ook zijn eerste leugen. En zijn tweede zonde. Er was namelijk veel meer aan de hand. Zijn
geweten vertelde hem dat hij ongehoorzaam was geweest aan het verbod van zijn Schepper door de vrucht van de boom der
kennis van goed en kwaad te eten. Dáár schaamde hij zich in werkelijkheid voor. Wat Adam wist was dat zijn
zonde niet zonder gevolgen zou blijven. Er zou een straf op volgen. En zoals we in 1 Joh. 4:18
al lazen: want de vrees houdt verband met straf was Adam bevreesd voor de straf die zou volgen. Een straf die
onvermijdelijk was omdat de heilige God ongehoorzaamheid aan Zijn geboden niet op zijn beloop kan laten. Hij laat met
Zijn heiligheid niet de spot drijven.
Adam en Eva waren desondanks niet de eersten die zondigden en ongehoorzaam werden aan God. De slang die Eva te woord stond was ook niet zomaar een addertje onder het gras maar werd door de satan gebruikt als “de smoel van de satan”. Het is aannemelijk dat deze slang zich in de buurt van de beruchte boom bevond of er zelfs in was geklommen. Door list en bedrog werd de mens zo meegezogen naar de eeuwige scheiding met God, naar de eeuwige duisternis en naar de eeuwige straf. En precies met dat laatste hebben wij de bron van de angst aangeboord. Doordat de satan een vijand van God werd, werd hij door God verdreven uit Gods nabijheid en werd hij uit de hemel gegooid. Dat was niet alles. De satan wist dat zijn ongehoorzaamheid niet zonder verdere gevolgen zou blijven, dat hij de toorn van de eeuwige God over zich heen had gehaald en dat de straf op zijn afvalligheid beslist zou volgen. Dat is de reden dat boze geesten altijd in angst leven. Hun straf zal absoluut voltrokken worden. In Jac. 2:19 lezen wij hierover: “Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wel, (maar) dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen.” Voor deze engelen, die ooit het aangezicht van de Vader hebben gezien en als heilige engelen in Zijn nabijheid verbleven bestaat geen verontschuldiging. Er is geen weg meer terug. Net zomin als voor hen op wie de Hebreeënschrijver doelt in Hebr. 10:26-27: “Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over, maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren.” Ook wie zich bewust inlaat met occultisme en toverij en daarmee rechtstreeks contact zoekt met deze boze geesten leeft daardoor in het klimaat van de angst. Dat weet ik door het getuigenis van een occultist die zich tot Jezus Christus bekeerde en zijn verhaal deed over zijn redding uit deze wereld van angst. De zondaren die zich zeer bewust openstellen voor de boze geesten leven in hetzelfde klimaat als de boze geesten en kunnen hetzelfde lot tegemoet zien, zoals we al lazen in Hebr. 10:26-27.
Een indrukwekkend verslag van de gedachtenwereld van boze geesten maar ook van hun angsten las ik in het boekje “Strijd en overwinning van ds. Blumhardt”, geschreven door Jan van Gijs rond het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw. Het handelt over de tweejarige strijd die de Duitse dominee Johann Christoph Blumhardt moest voeren om een jonge vrouw, behorend tot zijn gemeente, genaamd Gottliebin Dittus te bevrijden van een legioen demonen. Dit speelde zich af in de jaren 1842 tot 1844 in het Duitse dorp Möttlingen. Niet zelden kwamen er allerlei metalen voorwerpen en glasscherven door de huid uit haar lichaam tevoorschijn of braakte ze levende dieren uit, waaronder slangen. Ook tal van andere bovennatuurlijke verschijnselen werden door de boze geesten in de strijd geworpen. Meer dan eens schreeuwden zij woedend door de mond van Gottliebin Dittus dat alleen al het noemen van de naam van Jezus een helse kwelling voor hen was. Hun angst voor de Overwinnaar was allesoverheersend. Wetende dat zij de strijd uiteindelijk zouden verliezen en naar het dodenrijk zouden worden afgevoerd sprak één van deze demonen door de mond van de jonge vrouw meerdere keren deze woorden (in het Duits):
“O Mensch, bedenk' die Ewigkeit,
versäume nicht die Gnadezeit,
denn das Gericht ist nicht mehr weit!”
Vertaling: “O mens, denk aan de eeuwigheid,
mis niet de genadetijd,
want het oordeel is niet ver meer!”
Het is wonderlijk te moeten vaststellen dat het uitgerekend een boze geest was die dit in dichtvorm liet weten.
Dit herinnerde mij eraan dat deze geesten voor hun val stuk voor stuk begaafde engelen waren die allemaal hun eigen
talenten en bekwaamheden hadden meegekregen van de Schepper, net als wij mensen. Kennelijk zijn zij niet al die bekwaamheden
kwijtgeraakt. Het is echter vooral de boodschap zelf die bevestigt dat demonen weten wat hun eeuwig lot zal zijn. Én
dat van iedere zondaar die in onverschilligheid of vijandigheid tegenover het evangelie de korte genadetijd heeft genegeerd
en voorgoed het vreselijke lot van de boze geesten zal moeten delen. Uiteindelijk moesten de boze geesten voorgoed wijken
en nadat de strijd was gestreden volgde er een geestelijke opwekking in het dorp Möttlingen en omstreken.
Wat dit verslag overduidelijk bevestigt zijn de woorden van de apostel Johannes. We lazen namelijk in 1
Joh. 4:18: “Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit want de vrees
houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde.” Het is deze vrees van de satan en zijn
boze geesten en de vrees van de zondaren die zich willens en wetens openstellen voor deze loeders die alles van doen
heeft met de komende straf van God. De straf om hun vijandigheid tegenover onze Schepper en Verlosser, Jezus Christus.
Die boom der kennis van goed en kwaad stond daar als gevolg van de val van de satan. Door de compacte vorm van het
scheppingsverhaal wordt de indruk gewekt alsof de zondeval kort na de schepping plaats vond maar het is goed mogelijk
dat daar vele jaren tussen hebben gelegen. In Genesis 1 lezen we namelijk dat de mens als laatste
werd geschapen en hij al het geboomte met zaaddragende vruchten tot voedsel kreeg toegewezen. De schepping was daarmee
afgerond. De schepping van de mens wordt dan in Genesis 2:7 nog eens in andere woorden
weergegeven. Vervolgens (na het voltooien van de schepping) lezen we in Genesis 2:8-9
dat de Hof van Eden als een tuin wordt geplant (= aangelegd), inclusief de beide bomen, de boom des levens en de boom
der kennis van goed en kwaad. Tussen het voltooien van de schepping en het planten van deze hof zouden dan ook heel
goed vele jaren gelegen kunnen hebben. Omdat de mens was geschapen om eeuwig op aarde te leven speelde tijd sowieso
geen enkele rol. Zij waren dus in die tussenliggende jaren geen seconde ouder geworden. Tijd speelde geen rol en veroudering
(= langzaam afsterven) bestond nog niet. In die hof werden de boom des levens en de boom der kennis van goed en kwaad
geplaatst waarvan de laatste verboden gebied was. De mens werd vanaf toen voor een keuze gesteld want doordat de satan
zelfs na zijn verbanning nog rechtmatig toegang had tot deze aarde lag het in de lijn der verwachting dat hij vervolgens
ook de mens in zijn val mee wilde slepen. Vanwege de onwetendheid van de zondeloze mens werden de beide bomen door God
geplant, vergezeld van de waarschuwing dat de mens uitsluitend van de boom des levens mocht eten. Dit kan gezien worden
als Gods bescherming tegen het gevaar dat nu op hen loerde. Nadat het toch fout was gelopen en de mens zich onderwierp
aan de satan werd de laatste de overste van deze wereld. De mens boog voor de leugens van de satan en werd daardoor
een deel van het rijk van de satan. God had de mens gemaakt tot een kroon op de schepping. Die kroon viel in handen
van de satan die vervolgens de eigendomsrechten van de aarde van de mens afnam.
Onmiddellijk na zijn ongehoorzaamheid kwam ook de mens onder de toorn van God waardoor hij ooit deel zou krijgen aan
de straf op de zonde, evenals de satan zelf. Een deel van die straf werd meteen uitgevoerd. In Gen.
2:17 zei God namelijk: “Maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want
ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.” Het lichaam van de mens werd sterfelijk en
de verouderingsklok begon af te tellen. Het was Gods genade dat de mens niet onmiddellijk tot stof terugkeerde. Hij
had al een reddingsplan klaarliggen. Ondertussen was de vloek van de zonde over de aarde gekomen en werden de planteneters
tot roofdieren. De dood had zijn intrede gedaan. Het klimaat van de dood, het eeuwig gescheiden zijn van de Schepper,
had deze wereld in zijn greep gekregen en daarmee ook de angst voor de komende eeuwige straf.
De slang achter de slang die Eva verleidde tot ongehoorzaamheid had na de val van de mens deze aarde tot zijn domein
gemaakt. In het boek Openbaring wordt deze slang tweemaal genoemd waarbij duidelijk wordt meegedeeld wie deze slang
is. Zo lezen wij in Openb. 12:9: “En de grote draak werd (op de aarde) geworpen, de oude
slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en
zijn engelen met hem.” In Openb. 20:1-3 wordt opnieuw de draak met hem gestoken: “En
ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand; en hij greep de
draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond
en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd
waren; daarna moest hij voor een korte tijd worden losgelaten.” Mocht het je nog niet zijn opgevallen: er wordt
hier flink heen en weer gesmeten met die ouwe slang. Er is hier dus duidelijk geen eerbied voor grijze haren. Wat we
hier dan ook lezen in deze twee tekstgedeelten uit Openbaring is een bevestiging van wat Jezus over zichzelf zei in
Matth. 28:18: “Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde.” Dus
als Hij de oude slang gebruikt als pingpong bal dan houdt niemand Hem tegen. Want dat er met de satan zal worden afgerekend
is absoluut zeker. Zover is het echter nog niet.
Dagelijks kunnen wij de gevolgen van de zondeval om ons heen vaststellen. Niet alleen in ons eigen leven en dat van
anderen, ook de planten- en de dierenwereld zijn dramatisch op hun kop gezet. Wat de “wetenschap” beschouwt
als het resultaat van een nooit bewezen evolutieproces is niets anders dan het bewijs dat het rijk van de satan de aarde
heeft onderworpen aan de wetten van de hel. Met onnoemelijk veel dood en verderf als gevolg. Vanaf het microbiologische
leven tot en met de blauwe vinvis is het loon van de zonde, de dood, doorgedrongen tot in alle facetten van de natuur.
Talloos zijn de voorbeelden hiervan. De in de biologie bekende voedselketen is niets anders dan een weergave van de
machtsstructuur in het rijk van de satan: de sterkeren eten de zwakkeren, het “recht” van de sterkste. Dit
is nu de terreur die ontstaat als de liefde van de Schepper niet meer aanwezig is.
Overal is dan ook te herkennen dat de angst van de satan en zijn demonen tot in alle hoeken en gaten van het leven is
doorgedrongen. De angst om opgegeten te worden is zo'n voorbeeld. Vele zijn de verdedigingsmechanismen die door planten
en dieren worden gebruikt om maar niet het slachtoffer te hoeven worden van hun belagers. Een indrukwekkend voorbeeld
van dit ingebouwde overlevingsmechanisme is te zien als een pasgeboren weidevogel (een nestvlieder) wacht op
de ouders om gevoerd te worden. Zodra dit diertje boven zich het silhouet van een roofvogel ontwaart blijft het bewegingloos
liggen, om niet door de roofvogel te worden ontdekt. Waardoor wordt het gedrag van dit diertje bepaald terwijl het nog
maar net op de wereld is? Dat heeft de Schepper er ingelegd. Zoals Hij dat in de hele schepping heeft gedaan. Het feit
dat de natuur als geheel heel goed in staat is zichzelf in stand te houden is mogelijk dankzij de verdedigingsmechanismen
waarin de Schepper heeft voorzien. Zolang de mens er met zijn zondige poten van afblijft is de natuur opvallend goed
in staat een evenwichtssituatie tot stand te brengen waarin het leven in ieder geval kan worden voortgezet. Zelfs al
zijn het de dood en het verderf die de hele natuur in hun greep hebben.
Dit getuigt van de voorkennis die onze Schepper had toen Hij de wereld schiep. Hij was er van op de hoogte dat het
zou misgaan in de hof van Eden. Zoals we kunnen lezen in Openb. 13:8: “En allen, die
op de aarde wonen, zullen het (beest) aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het
Lam, dat geslacht is sedert de grondlegging der wereld.” Het vetgedrukte deel van deze tekst leert ons
dat onze Schepper zelf (= Jezus Christus) mens zou worden en op Golgotha de satan zou overwinnen én dat dit al
ruim voordat de satan de satan zou worden was vastgelegd in Gods reddingsplan. Toen de val van de satan eenmaal een
feit was werd vervolgens de Hof van Eden inclusief de beide bomen (de boom des levens en de boom der kennis
van goed en kwaad) aangelegd, waarover je in het voorgaande al hebt kunnen lezen.
Er was duidelijk in Gods plan al voorzien dat Jezus, onze Schepper, zelf naar de aarde zou komen om mens te worden en
op Golgotha de satan zou overwinnen door gehoorzaam te zijn tot de dood aan het kruis. Daarover lezen wij in Fil.
2:8-11: “En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden
tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam
geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die
onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!”
Betreffende Gods voorkennis vinden wij eveneens een verwijzing in Ef. 1:3-4: “Gezegend
zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend
heeft in Christus. Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren voor de grondlegging der wereld, opdat wij heilig
en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht.” En ook koning David wist al af van Gods voorkennis, zoals
blijkt uit Psalm 139:16: “Uw ogen zagen mijn vormeloos begin; in uw boek waren zij
alle opgeschreven, de dagen, die geformeerd zouden worden, toen nog geen daarvan bestond.”
Wij leven nu in een wereld waarin het loon van de zonde, de dood, alles overheerst. Deze situatie van wanhoop wordt
door de apostel Paulus beschreven in Rom. 8:19-22, waar we lezen: “Want met reikhalzend
verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods. Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen,
niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schepping
zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen
Gods. Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.” De
Schepper zelf heeft de schepping sinds de zondeval door de dood aan de vruchteloosheid onderworpen. Als straf op de
zonde. En beslist niet alleen vanwege de zonde van het eerste mensenpaar. Dat wordt namelijk in Rom.
3:23-24 nog eens nadrukkelijk gesteld: “Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods......”
Door de dood is alles wat zondaren doen slechts tijdelijk geploeter, dat snel voorbij gaat. Alles dat voorbij gaat en
niet eeuwig blijft is voor de eeuwige God vruchteloos en vergeefs.
Zolang de mens in zijn zonden blijft voortleven is alles wat hij/zij doet aan de vergankelijkheid onderworpen. Een sprekend
voorbeeld hiervan zag ik eens in een TV programma waarin de “high society” het hoofdonderwerp was. Van een
bekende Amerikaanse actrice op leeftijd werden de wanhopige pogingen om haar verouderingsproces voor de wereld
verborgen te houden onder de loep genomen. Heel geestig hoorde ik de commentaarstem zeggen: “Zij is al veertig
jaar lang dertig.” Dat was haar inderdaad dankzij vele lagen plamuur en make-up redelijk gelukt. Onder die vele
lagen stucwerk ging het verouderingsproces echter gewoon door. Precies zoals de Schepper dat had bedoeld. Hij heeft
de zondige mens niet voor niets aan de vruchteloosheid onderworpen. Vruchteloos, omdat het allemaal voorbijgaat. De
verwoede pogingen van de bedoelde actrice werden gedreven door verzet tegen Gods besluit. Als gevolg daarvan
schuilt er ook angst achter, angst om door de wereld afgedankt te worden als een versleten diva die haar (korte)
glorietijd al weer achter zich heeft liggen. Het doet me allemaal denken aan Psalm 94:11: “De
Here kent de gedachten der mensen: ijdelheid zijn zij.” Vergeefs, tijdelijk, van korte duur en dus voorbijgaand.
In Rom. 8:19-22 stelde Paulus echter dat deze schepping, nu nog zuchtend onder het juk van
de dood, van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden. Het begin van die bevrijding vond
plaats op Golgotha. Daar wordt in de bijbel op vele plaatsen naar verwezen. We nemen daaruit Hebr.
2:14-15 waar de reden van Jezus' menswording wordt genoemd en waar ook heel toepasselijk de link wordt gelegd
tussen de satan (als overste van deze wereld) en de angst waar de hele schepping onder gebukt gaat: “Daar nu de
kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood
hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven
door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.” Angst voor de dood. Angst voor de eeuwige straf op
de zonde. De angst van de satan en zijn gevallen engelen voor de toorn van God en de komende straf is, zoals we in het
voorgaande al hebben vastgesteld, het klimaat waarin de goddelozen zich bevinden.
Echter, zolang de goddeloze nog op deze aarde leeft krijgt hij de kansen om zich te bekeren tot zijn Schepper en
Verlosser, Jezus Christus. In Joh. 5:24 zei Jezus daarover: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg
u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want
hij is overgegaan uit de dood in het leven.” In Openb. 3:20 zei Jezus het zo:
“Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen
en maaltijd met hem houden en hij met Mij.” Iedere verloren zondaar die gehoor geeft aan de klop op de deur van
zijn/haar hart en zich in berouw om zijn/haar zonden bekeert wordt een inwoner van het Koninkrijk Gods.
En over dit Koninkrijk Gods schreef Paulus in Rom. 14:17: “Want het Koninkrijk Gods bestaat
niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de Heilige Geest.” Uiteraard
proberen de satan en zijn handlangers ieder mens die een kind van God is geworden terug te laten keren naar zijn verloren
staat. Het wapen dat hij daarvoor in de strijd werpt is meer dan eens.... de angst. Ik heb zelf in de loop der jaren
vele van deze angstaanvallen gekend. Ik weet dus waar ik het over heb. Groot kan de benauwdheid zijn tijdens deze aanvallen.
De satan kan dit doen wanneer hij een zwakke plek vindt in onze geestelijke wapenrusting. Omdat we bijvoorbeeld te veel
bezig zijn geweest met zaken die onze waakzaamheid deden verslappen. Niet zelden is de satan dan al langere tijd onopgemerkt
bezig geweest om zijn aanval voor te bereiden door ons af te leiden.... totdat we zwak genoeg zijn, onze liefde voor
God niet meer volmaakt is zodat de satan meedogenloos kan toeslaan.
Wat ik uit dit alles o.a. heb geleerd is dat deze aanvallen nooit van God uitgaan. Als dan weer eens die angst
op je afstormt, is het echt de satan die de aanval heeft ingezet. Dit wordt bevestigd in Jesaja 54:15:
“Valt men heftig aan, dan gaat dat van Mij niet uit; wie u aanvalt, zal over u vallen.”
Daarom is het belangrijk om bij voortduring te beseffen dat het Koninkrijk Gods zich niet in de eerste plaats
bezighoudt met de dingen van deze wereld (de dingen die ons af kunnen leiden) dus ook niet met ons levensonderhoud,
niet met de centjes en niet met alles dat voorbijgaat maar met dat wat eeuwig blijft. Vandaar dat de bijbel
ons laat weten in Col. 3:1-3: “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen,
die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op
de aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God.”
Over alle tijdelijke dingen zei Jezus daarentegen in Matth. 6:31-33: “Maakt u dan niet
bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? Want naar al deze
dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. Maar zoekt eerst
Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.” In Fil. 4:6-7 brengt de apostel Paulus het als volgt onder woorden: “Weest in geen ding bezorgd, maar
laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand
te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus.” Wie in Gods Koninkrijk leeft weet dat
zijn/haar gebeden voor de tijdelijke behoeften worden gehoord en verhoord. Omdat de vrede Gods, die alle verstand te
boven gaat, als een muur om zijn/haar gedachten heen staat. Wij lazen namelijk in 1 Joh. 4:18:
“de volmaakte liefde drijft de vrees uit.” Daar krijgt de angst geen kans meer omdat de schuld van de zonde
is weggenomen. En daardoor zal ook de angst voor het komende oordeel verdwijnen.
De liefde van God is de band die samenbindt en is de enige kracht in het universum die mensen bij elkaar houdt en
die maakt dat Gods schepselen om elkaar geven. Het gezegde: “wel uit het oog maar niet uit het hart” geeft
enig inzicht in deze grootste kracht in het universum, een kracht waardoor men uit eigen wil moeite wil doen voor anderen.
Moeite doen om te verplegen, om te helpen, om bij te staan in tijden van tegenslag en verdriet. Het beste voorbeeld
hiervan is Jezus zelf die, zijnde onze Schepper, zichzelf heeft vernederd tot een mensenkind en zich als zodanig overgegeven
heeft aan de kruisdood, om langs die enige weg ons zondaren van de eeuwige straf te kunnen redden. Zoals we kunnen lezen
in Rom. 5:8: “God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog
zondaren waren, voor ons gestorven is.” Het was Gods liefde die Hem dit offer liet brengen. Uit eigen wil en niet
gedwongen. Zo zal ook ons leven moeten zijn: uit eigen wil bereid te zijn om voor anderen offers te brengen, moeite
te willen doen om de ander te helpen. Zelfs al kost het meer tijd, geld en moeite dan we hadden voorzien. Zonder liefde
functioneert absoluut niets en valt alles uit elkaar. In deze tijd van opkomende wetteloosheid zien wij dit dagelijks
om ons heen gebeuren. Gebruikmakend van veel mediageweld en misleiding spant de satan zich in om gezinsbanden te verwoesten.
Zodat huidige en toekomstige generaties jongeren opgroeien in een leven zonder liefde. De gevolgen daarvan zien wij
vrijwel dagelijks.
Samengevat vinden wij de geestelijke wet van de samenbindende liefde in 1 Cor. 13 waarvan ik
hier vers 2 weergeef: “Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles, wat te weten
is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzette, maar ik had de liefde niet, ik ware niets.”
Hoe anders gaat het toe in het rijk van de satan. Daar bestaat geen liefde. Toch zal zijn rijk in stand moeten kunnen
blijven omdat de satan anders niets zal kunnen bereiken. Jezus zei hierover in Lucas 11:17-18:
“Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder, en het ene huis valt op het andere. Indien
ook de satan tegen zichzelf verdeeld is, hoe zal zijn koninkrijk kunnen standhouden?” Ook in het rijk van de satan
is er dus een kracht die een eenheid in stand houdt zodat de boze geesten tenminste doen wat hen door de satan wordt
opgedragen. En zodat de satan kan blijven regeren over zijn met haat vervulde boze geesten. Die kracht is tegenovergesteld
aan Gods liefde. Wij allemaal kennen deze kracht als: angst. Op een andere pagina van deze site had ik al eens een spreuk
geplaatst die luidt: “in de hel bestaat geen vrije wil, alleen de terreur van de angst, en die kan slechts dwingen.”
Liefde laat een mens gericht zijn op het geluk van de ander. Deze kracht is niet ik-gericht. Angst daarentegen is ik-gericht
en wordt gevoed door het verzet tegen de straf voor de zonde. Daarom is angst slechts in staat om door dwang
te laten gebeuren wat wordt opgedragen. Waar de angst regeert wordt iedere laag in de machtsstructuur van het rijk van
de satan bestuurd door de bovenliggende laag, met de satan zelf helemaal aan de top van deze piramide. Zou de satan
zijn macht kwijtraken, wat in de eindtijd ook zal gebeuren, dan zouden zijn onderdanen ogenblikkelijk met hem afrekenen.
Op een afschuwelijke manier. De enige kracht waardoor hij toch kan regeren is de angst. De angst regeert in de hel.
Van de twee grootste tegenover elkaar staande krachten in het universum, liefde en angst, is de liefde de grootste kracht.
Dat heeft Jezus bewezen in de hof van Getsémane en op Golgotha, waar Hij ondanks zijn angsten gehoorzaam bleef
aan het plan van verlossing waarvoor Hij naar deze wereld was gekomen.
Voorbeelden van de kadaverdiscipline in het rijk van de satan zijn er op deze wereld sinds de zondeval te over geweest.
Zo heeft de wereld al vele dictators gekend die met ijzeren hand hun “koninkrijk” in stand hielden door
de terreur van de angst. Namen als Jozef Stalin, Adolf Hitler, Idi Amin, Saddam Hoessein, Nicolae Ceausescu, Fidel Castro,
Ante Pavelic, Pol Pot, François Duvalier, Kim Il-sung, Moammar al-Qadhafi en vele anderen hebben de wereld laten
zien hoe de satan te werk gaat.
Een hele bevolking van een land werd door hen in bedwang gehouden door de terreur van de angst. De angst van hen die
kritiek hadden op de “grote leider”. De angst om verraden te worden door buren of zelfs familie, of door
de eigen kinderen en de angst voor wraak in het geval men verraden zou worden. Van de geldverslindende geheime diensten
die overal hun handlangers en informanten hadden rondlopen ging een constante dreiging uit. Een dreiging die ieder weldenkend
mens netjes in de pas deed lopen van de compleet debiele ideologie die niet zelden uit het verdorven brein van
de despoot in kwestie was voortgekomen. Uiteraard waren er verschillen in werkwijze maar de grote lijnen zoals zojuist
beschreven waren in al deze dictaturen herkenbaar. Al deze monsters regeerden uitsluitend dankzij het wapen van de angst.
Gebeurde het echter dat het volk in kwestie dit juk van de angst van zich af kon gooien dan was het gedaan met de dictator
in kwestie. De betovering door de angst werd in dat geval verbroken. Het einde van bijvoorbeeld Ceausescu (Roemenië)
en Qadhafi (Libië) zijn enkele voorbeelden daarvan. Zij werden door hun eigen volk gedood. Omdat deze zuchtende
schepping geen antwoord heeft op de overheersing door de satan is in een dergelijke situatie het meest voor de hand
liggende alternatief dat de ene duivel door de andere wordt vervangen. Zelfs daar waar men de democratie weer invoert
zit alweer een andere demon op de troon. Want democratie = demoncratie.
Een dictatuur is overigens niet altijd te herkennen aan het klassieke model van een dictatuur. Dus: een dictator enerzijds
die gebruikmaakt van een systeem van intimidatie (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een geheime dienst) en het volk
anderzijds dat in de greep van de angst wordt gehouden en daardoor gemanipuleerd kan worden. Ook de “vrije”
Westerse wereld is een dictatuur. Tientallen jaren lang werden wij na afloop van de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd
en gehersenspoeld met de leugen van de “Koude Oorlog”. Die, je voelt 'm al aankomen, feitelijk nooit
heeft bestaan. Het diende slechts als middel om de angst erin te houden bij de wereldbevolking. Want Oost en West
worden door dezelfde krachten bestuurd. Zoals bij een poppenkastspeler die twee poppen tegen elkaar laat “vechten”.
Beide poppen worden bestuurd door dezelfde poppenspeler. Dan hebben we daar de beruchte CO2 milieu hoax met zijn dreigende
klimaatverandering: helaas, ik kan er niks anders van maken maar het is wel degelijk hetzelfde verhaal. Dit boerenbedrog
dient slechts, na de beweerde afloop van die gevreesde Koude Oorlog, als vervangend dreigmiddel. De angst regeert dus
opnieuw en de domme massa goddelozen die deze wereld bevolkt laat zich blindelings manipuleren door de massamedia, die op hun beurt eveneens in dienst staan van de dictators die zich schuilhouden achter de
Westerse democratieën. We lezen dan ook niet voor niets in Spreuken 4:19: “De weg
der goddelozen is als duisternis; zij weten niet, waarover zij kunnen struikelen.”
De leugen waarmee de mens tot zonde werd verleid kwam er op neer dat de mens een hogere positie in het vooruitzicht
werd gesteld. In Gen. 3:5 beweerde de satan namelijk: “Maar God weet, dat ten dage, dat
gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad.” Het
was dezelfde hoogmoed die ook de satan zelf ten val bracht en waardoor hij van Gods aangezicht werd verbannen.
In het huidige Christendom (= Babylon) zijn evangeliepredikers actief die zichzelf blijkbaar beschouwen als goden. Deze
narcistische selfmade godjes kunnen aan de maatstaf van 1 Cor. 13 bij lange na niet voldoen.
Zo nu en dan kom ik via internet of op TV weer een dergelijke praatjesmaker tegen die via zijn indrukwekkende “ministry”
of website de nodige aandacht voor zichzelf opeist. Met vier of vijf maal de afbeelding van de betreffende persoon op
de frontpagina van de “ministry”website wordt ons duidelijk gemaakt om wie het allemaal draait. Onze Heiland
moet in zo'n geval kennelijk maar even opschuiven. Of op de reservebank plaatsnemen. Om plaats te maken voor het ego
van deze geestelijke kwakzalvers. Of voor de bankrekening van de armlastige miljonair in kwestie. Zij bespelen de massa
met verleiding en misleiding, zoals ook de satan dit deed in de hof van Eden.
In Matth. 18:1-4 hadden de discipelen van Jezus kennelijk ook al last van deze narcistische
neigingen. Het begon hen naar de bol te stijgen. Om hen terecht te wijzen nam Jezus een kind als voorbeeld. We lezen
daar: “Op dat ogenblik kwamen de discipelen bij Jezus en vroegen: Wie is wel de grootste in het Koninkrijk
der hemelen? En Hij riep een kind tot Zich, plaatste dat in hun midden, en zeide: Voorwaar, Ik zeg u, wanneer gij
u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan. Wie nu zichzelf
gering zal achten als dit kind, die is de grootste in het Koninkrijk der hemelen.”
De bedoelde evangeliepredikers hebben hier, getuige hun gedrag, niets van begrepen. Zij dienen als de wegbereiders van
de satan. Hoogmoed en het als God willen zijn hebben uiteindelijk slechts de angst als loon.
Verleiding tot hoogmoed is namelijk de opstap naar de terreur van de angst. Zodra de mens er op ingaat en zich in
ongehoorzaamheid aan het evangelie laat verleiden tot hoogmoed zal hij openstaan voor welke dwaling dan ook. De
geestelijke duisternis in het hart van de mens zal toenemen en waar duisternis is daar is angst.
Op een van de andere pagina's van deze site plaatste ik deze spreuk: “Een van de tekenen van het geestelijke
verval binnen het “christendom” is dat een evangelie dat ooit begrijpelijk was voor eenvoudige en ongeletterde
mensen nu door wetenschappers en theologen uitgelegd moet worden.” Hiermee wordt eigenlijk de spot gedreven
met het verschijnsel theologie, een ander woord voor godgeleerdheid (whatever that may be),
een opeenhoping van voornamelijk totaal overbodige kennis, zwaar beïnvloed door leringen van vrome leergeesten.
En die in het geestelijke Babylon (= het huidige Christendom) als een voorwaarde wordt gesteld om als een “autoriteit”
te kunnen gelden. De term godgeleerdheid is in dit verband sowieso een aanfluiting. De discipelen van Jezus, eenvoudige
en ongeletterde mensen zonder al deze wetenschappelijke ballast, begrepen het evangelie van verlossing namelijk beter
dan de meeste theologen. Aanzien in de wereld hadden zij niet. De apostel Paulus daarentegen kon met zijn achtergrond
en opleiding beslist voor de dag komen. In Hand. 22:3 somt hij op: aan de voeten van Gamaliël
opgeleid met nauwgezette inachtneming van de wet onzer vaderen, een ijveraar voor God.... In Fil.
3:7-9 belijdt Paulus echter: “Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus’ wil schade geacht.
Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil
heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen, en in Hem moge blijken
niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke
uit God is op de grond van het geloof.”
Met andere woorden: “ik hecht geen enkele waarde meer aan mijn theologische achtergrond, (hij was opgeleid door
Gamaliël!) ik heb daarom al die ballast overboord gesmeten en ik heb mijn knieën gebogen voor onze Heiland
Jezus Christus die als Enige ons het eeuwige leven kan geven.” Sinds de tijd van de eerste gemeenten is, zoals
al was voorspeld, het evangelie vervuild geraakt door leringen van boze geesten. Daaraan heeft de wereld uiteindelijk
een instituut als de 100% occulte Romeins Katholieke kerk overgehouden. De reformatie heeft dit instituut destijds
pootje gehaakt op een aantal punten maar heeft in ruil daarvoor andere vervuilingen van het evangelie binnengehaald.
Zodoende bleef de Protestantse theologie wat theologie al eeuwen lang was geweest: het “evangelie” van Babylon.
Een van de Protestantse theologen die zich hiervoor liet gebruiken was ene Johannes Calvijn. Dat uitgerekend het levenswerk
van deze evangelievervalser in het Protestantse Nederland zijn verwoestende sporen zou achterlaten heb ik destijds onder
andere bij mijn beide Gereformeerde grootvaders gezien. Hun hele leven worstelden zij met de angst, gevoed door de twijfel
die Calvijn's verderfelijke uitverkiezingsleer tot gevolg had. En datzelfde was uiteraard ook bij massa's andere gelovigen
het geval. “Aan zijn vrucht kent men de boom” zei Jezus eens. De vruchten van Calvijn waren niet te vreten.
Onschuldige vrouwen levend laten verbranden omdat zij heksen zouden zijn, de dood op de brandstapel van Michael Servet,
het zijn slechts enkele van die slechte vruchten waaraan de slechte Calvijn herkend kon worden als iemand met een hoofd
vol theologie maar met een leeg hart. En van deze wolf kon gezegd worden wat Paulus schreef in 1 Cor.
13:2: “....maar ik had de liefde niet, ik ware niets.” Calvijn was een handelaar in de dood.
Zijn wapen was de angst die mede door zijn uitverkiezingsleer in stand werd gehouden. Daarom kan ook Calvijn worden
beschouwd als een dictator die angst als wapen gebruikte.
In het voorgaande heb ik ze al even genoemd: mijn beide grootvaders die onder
hun Gereformeerde erfenis hebben gezucht en dan met name onder het juk dat Calvijn hen had opgelegd. Van de laatste
jaren van mijn vaders vader heb ik destijds niet veel meegekregen (ik was nog te jong) maar grootvader van moeders kant
heb ik goed gekend. Ook hij ging gebukt onder de onzekerheid die de uitverkiezingsleer met zich meebrengt en daarmee
de terreur van de angst. Op een goede dag kreeg mijn moeder de ingeving om haar pa een ansichtkaart te sturen met een
tekst uit Jesaja 43:1: “Maar nu, zo zegt de Here, uw Schepper, o Jacob, en uw Formeerder,
o Israël: Vrees niet, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn”. Het betekende
voor de arme man een ommekeer in zijn leven. Deze woorden raakten zijn hart en hij wist vanaf toen dat hij Gods eigendom
was en voor eeuwig behouden. Wanneer wij in de jaren daarna onze grootouders bezochten hing daar die ansichtkaart in
de woonkamer, op een goed zichtbare plaats. Deze tekst uit Jesaja had hem dus eindelijk die rust en zekerheid gegeven
die Calvijn hem had afgepakt. Na zijn overlijden heeft mijn moeder na het ontruimen van zijn woning de bewuste ansichtkaart
weer meegenomen. Een verkleinde weergave van deze ansichtkaart (maar dat had je natuurlijk allang gezien!) heb ik hiernaast/hierboven
geplaatst. De arme man was door deze woorden uit Jesaja 43 van slavernij bevrijd. Slavernij als gevolg van de onzekerheid
door een lering van boze geesten (de theologie van Calvijn) en als gevolg van de angst die hem daardoor gevangen hield.
In het voorgaande hebben we in Hebr. 2:14-15 kunnen lezen: “Daar nu de kinderen aan bloed
en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht
over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor
de dood tot slavernij gedoemd waren.” Hier wordt in een paar woorden weergegeven dat Jezus (onze Schepper!)
door Zijn geboorte uit Maria mens werd en als mens vrijwillig de gang naar Getsémane en Golgotha is gegaan om aan
de macht van de satan (als overste van deze wereld) een einde te maken. Door Jezus' overwinning op Golgotha kon Hij
de zuchtenden uit de gevangenis van de angst bevrijden.
We lezen van Jezus dat Hij in Getsémane, kort voor Zijn gevangenneming, zelf doodsangsten doorstond. Men zou hieruit
maar al te makkelijk af kunnen leiden dat Hij zelf niet volmaakt in de liefde was zoals 1 Joh. 4:18 stelt. Jezus gaf zichzelf echter vrijwillig
over om gekruisigd te worden. Dat liet Hij Zijn vijanden weten in Lucas 22:53: “Terwijl
Ik dagelijks bij u was in de tempel, hebt gij geen hand naar Mij uitgestoken. Maar dit is uw ure en de macht der
duisternis.” Jezus proefde vrijwillig de angsten van de hel zodat wij daaraan mogen ontkomen, Hij gaf zich
over aan de macht van de satan en aan het klimaat van de eeuwige verlorenheid. Met Zijn discipelen had Hij hier tevoren
over gesproken in Joh. 14:29-31: “En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschiedt, opdat
gij geloven moogt, wanneer het geschiedt. Niet veel zal Ik meer met u spreken, want de overste der wereld komt en
heeft aan Mij niets, maar de wereld moet weten, dat Ik de Vader liefheb en zo doe, als Mij de Vader geboden heeft.
Staat op, laten wij vanhier gaan.” Jezus benadrukte hier dat Hij in gehoorzaamheid aan de Vader deze lijdensweg
ging. Vrijwillig en niet gedwongen. Dat is een lijdensweg die wij niet hoeven te gaan. En die wij, zondaren,
zelfs niet eens zouden kunnen gaan. Doordat Jezus zonder zonde was en bleef vond de overste der wereld niets aan Hem
en moest hij Jezus laten gaan toen die het dodenrijk weer verliet en de rechtvaardigen van het Oude Testament meenam
zodat zij in de hemel in de nabijheid van de Vader mochten verblijven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Mozes, Noach, Abraham,
David, Daniël, Job en vele, vele anderen.
Vatten wij deze punten samen dan komen we uit bij Jezus die, als antwoord op een vraag van één van Zijn
discipelen, van zichzelf zei in Joh. 14:4-6: “En waar Ik heenga, daarheen weet gij de
weg. Thomas zeide tot Hem: Here, wij weten niet, waar Gij heengaat; hoe weten wij dan de weg? Jezus zeide tot hem: Ik
ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.”
Over de waarheid lezen we in Joh. 8:31-32: “Jezus dan zeide tot de Joden, die in Hem
geloofden: Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de
waarheid zal u vrijmaken.” Vrij van de zonde. En vrij van de angst voor het komende oordeel.
En die deur dan? Over die deur zei Jezus in Joh. 10:7-10: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg
u: Ik ben de deur der schapen. Allen, die voor Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben
naar hen niet gehoord. Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en
uitgaan en weide vinden. De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat
zij leven hebben en overvloed.”
“De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen” zei Jezus hier van de dieven en rovers
die voor Hem gekomen waren. Alle selfmade “verlossers” die zichzelf uitgaven voor de een of andere messias
of profeet bleken slechts een leugen te zijn. Dit soort “verlossers” staat in dienst van de overste van
deze wereld. Ook na Jezus' terugkeer naar de Vader zijn er talloze van deze dieven en rovers geweest, die niet
zelden onder een schijn van recht onheil stichtten. In Psalm 94:20-21 lezen we over deze bedriegers:
“Hebt Gij iets gemeen met de zetel van het verderf, die onder schijn van recht onheil sticht? Zij maken
jacht op het leven van de rechtvaardige, en onschuldig bloed verklaren zij schuldig.” Zich voordoende als
een dienaar van de allerhoogste God en met een air van vroomheid om zich heen verhulden zij hun ware aard.
Van deze gevaarlijke bloedvergieters hebben wij in het voorgaande al iemand aan de tand gevoeld: meneer Calvijn himself.
Hij behoorde tot het gilde van profeten.... herstel.... proleten die onder een schijn van recht onheil stichtten. Het
Calvinisme met zijn uitverkiezingsleer is daar een schreeuwend voorbeeld van. Op een vergelijkbare manier gaan alle
valse leringen binnen het “Christendom” maar ook alle religies daarbuiten te werk. Zij alle staan in dienst
van de satan en zonder uitzondering zijn zij te herkennen aan een element van angst, in wat voor vorm dan ook, als
de handtekening van de satan. Het Calvinisme heeft binnen de Protestantse kerk flink huisgehouden en de gevolgen
ervan zijn tot op de dag van heden herkenbaar. In het religieuze Nederland gingen vele generaties gebukt onder de demonische
erfenis van deze rover. Een rover die de vrede roofde uit het hart van al die arme drommels die door hun religieuze
leiders werden gebombardeerd met Calvijn's leugens.
Van alle religies die uit de pijlkoker van de satan komen wil ik er twee, of misschien beter gezegd, één onder
de aandacht brengen. Het is een religie waarvan namelijk twee versies bestaan, die ogenschijnlijk elkaars vijanden zijn.
De ene versie is de Romeins Katholieke religie, beter bekend als de Rooms Katholieke kerk en de andere is de Islam.
Het Rooms Katholicisme gaat door voor “christelijk” terwijl de Islam niets anders is dan de Arabische
versie van datzelfde Rooms Katholicisme. Het evangelie van het Koninkrijk Gods is er duidelijk over dat wij zondaren
het eeuwige leven nergens mee kunnen verdienen. Echt nergens mee. De enige weg tot de Vader is Jezus Christus.
Wie in Hem gelooft en zich met berouw bekeert van zijn boze werken zal behouden worden. In zowel de Roomse religie als
in de Islam bestaat er daarentegen een dwingende plicht tot het doen van goede werken om de hemel te kunnen verdienen.
Een plicht die er altijd een beklemmende onzekerheid over laat bestaan of men uiteindelijk goed genoeg zal worden bevonden.
Anders gezegd: goed genoeg voor de hemel of juist niet. De bijbel leert ons echter dat door berouw, bekering, het geloof
in Jezus Christus en door het aanvaarden van Zijn positie als enige Middelaar tussen God de Vader en de zondige mens
het eeuwige leven ons deel is. En daar voegen “goede” werken totaal niets aan toe. Deze vereiste “goede”
werken hebben slechts tot gevolg dat men alleen maar uit eigenbelang bezig is de hemel te verdienen. Dat heeft
met liefde niets van doen.
Eveneens is het voortdurend herhalen van gebeden (met behulp van de Rozenkrans) zowel in de Roomse religie als in de
Islam een verplichting. Een verplichting die angstvallig wordt nagekomen uit angst voor straf bij het verzaken van deze
plicht. Van een persoonlijke omgang met “Maria” of met de Islamitische god Allah is geen sprake. Zo zijn
er nog meer voorbeelden die aantonen dat angst dé drijvende kracht achter beide religies is. Omdat het leringen
van boze geesten zijn!! Dat is een onvergelijkbaar ander klimaat dan het klimaat van het Koninkrijk Gods dat Jezus
verspreidde. Daarvan getuigde Petrus, als antwoord op een vraag van Jezus. In Joh. 6:67-69
lezen we: “Jezus zeide dan tot de twaalven: Gij wilt toch ook niet weggaan? Simon Petrus antwoordde Hem: Here,
tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; en wij hebben geloofd en erkend, dat
Gij zijt de Heilige Gods”.
De genoemde onzekerheid versterkt onvermijdelijk de angst in een mensenleven. Wat een rotleven. Maar, daar hebben
de uitvinders van de Islam een oplossing voor gevonden. Want: in de Islam is het vrijwillig deelnemen aan de Jihad
(“heilige oorlog”) een garantie dat men naar de hemel mag gaan. Dit nu is niets anders dan
een geraffineerde methode om ervan verzekerd te zijn dat nogal wat gehersenspoelde Moslims zichzelf maar al te graag
bij een zelfmoordactie opblazen. Wat oorspronkelijk dan ook precies de hele opzet was van dit demonische vangnet.
Het drama is dat zij na deze daad op een totaal andere plek terechtkomen dan hen is beloofd. De satan blijft een leugenaar!
Anders gezegd: de Islam is niet een op zichzelf staande religie maar een militair systeem dat een religie
van de angst toepast om een kadaverdiscipline af te dwingen. De overeenkomst met het militaire systeem van het
Rooms Katholicisme is goed zichtbaar want ook daar is angst de drijvende kracht. De onvoorstelbare wreedheden die tijdens
de Tweede Wereldoorlog in Kroatië werden gepleegd door Roomse priesters, monniken, paters, nonnen, en het hele
vrome zooitje, getuigen hiervan. Wie niet meeliep in die mars der wreedheid werd zelf vermorzeld. Kort samengevat is
de keuze tussen Jezus of Allah een keuze tussen de vrijwillige liefde voor Jezus of de dwingende angst
voor Allah. Tussen die twee uitersten zit een wereld van verschil.
We zetten de drie genoemde boosdoeners nog even op een rij:
Zoals bekend mag worden geacht wordt de wereldbevolking door nog veel meer religies in de ban gehouden. In de ban
van de angst. Om niet te veel uit te weiden beperk ik mij nu tot de zogenaamde “primitieve” volken. Opvallend
is dat hoe minder materiële welvaart de mens kent en hoe moeilijker het is om in de dagelijkse levensbehoeften
te voorzien, hoe meer de goddelozen zich bewust zijn van de aanwezigheid van boze geesten. De immateriële zaken
bepalen in die situatie het leven meer dan de zichtbare. De tegenovergestelde situatie is dat de Westerse mens met al
zijn moderne technische zegeningen veel minder tot vrijwel geen belangstelling heeft voor de bovennatuurlijke dingen.
Maar dat terzijde. Paris Reidhead, een Amerikaanse zendeling vertelde eens over zijn ervaringen in Afrika. Hier volgt
een citaat uit zijn verhaal:
Citaat:
Toen mijn vrouw en ik in 1945 naar Afrika gingen hadden we net een doorsnee opleiding achter de rug zoals je die
van een goede bijbelschool mag verwachten. Dus hadden wij geen hoge verwachtingen van wat mensen wisten die nog nooit
een zendeling hadden gezien of de Naam van Jezus hadden gehoord. Maar toen ik naar die volksstam ging die in de Soedanese/Ethiopische
grensstreek leefde, waar ze zeiden dat ik de eerste was die met een bijbel kwam en de eerste die de Naam van Jezus tegenover
hen noemde, kwam ik tot de ontdekking dat deze mensen verbazingwekkend veel wisten. Veel meer dan mij was geleerd te
verwachten. Zij kenden bijvoorbeeld de God die de wereld heeft geschapen. Alles wat je hoefde te doen was een tak afbreken
of een steen oprapen, of wat dan ook, en te vragen: “Wie heeft dit gemaakt?” Dan gaven ze je de naam, in
dit geval was dat “Wannamiesj” (opmerking van de webmaster: dit woord is slechts een klankweergave), dat
Hij heilig was en dat Hij toornig op hen was vanwege hun zonden. Zij wisten ook af van het bestaan van de satan. “Waarom
offeren jullie je kippen dan niet aan Wannamiesj?” En dan was hun antwoord: “We weten niet eens of Hij die
kippen wel wil hebben. We kunnen ze niet aan Hem verspillen want wij weten niet of dat is wat Hij wil. Wij weten dat
als we onze kippen niet aan de boze geesten offeren onze geiten dood zullen gaan en onze gewassen niet zullen groeien.
Daarom bewaren we al onze kippen voor hen die ze wel willen hebben: de boze geesten.”
Einde citaat.
De meest opzienbarende ontdekking die Paris Reidhead deed was dat deze zogenaamd “primitieve” mensen,
rondrennend met hakmes, blaaspijp en speer heel goed afwisten van het bestaan van de God die alles heeft geschapen.
Desondanks gaven zij er de voorkeur aan hun leven te laten terroriseren door de boze geesten. En die eisten dus offers.
Men deed dit allemaal in de hoop dat de boze geesten gunstig gestemd zouden zijn door het offeren van hun kippen. Het
ligt voor de hand dat er van boze geesten niets goeds te verwachten is. Het beste dat deze heidenen hadden in hun miserabele
leven was de gammele hoop dat de boze geesten hen ter wille zouden zijn. Onzekerheid daarover beheerste hun leven. En
met de onzekerheid de angst. Zij kozen er desondanks voor om de allerhoogste God te negeren en angst was hun deel. Hoe
dwaas kan de mens zijn!
Hierover nadenkend kwamen mij een paar regels in gedachten uit Gezang 165:1. Die kennis
heb ik overgehouden uit de Gereformeerde erfenis van mijn ouders en mijn deels Gereformeerde opvoeding. Het zijn een
paar regels die al veel vaker door me heen zijn gegaan, als ik weer eens werd bepaald bij de dwaasheid van verloren
zondaren die tegen beter weten in Gods uitgestrekte hand niet willen grijpen. Die regels gaan als volgt: “Ontwaak
en sta op, het gevaar is zo groot! Wie kiest, o verdwaasde, voor 't leven de dood?” Velen zijn de dwazen
die de kennis die zij hebben van de allerhoogste God negeren en kiezen voor de eeuwige angst. Precies zoals Jezus al
voorzegde in Joh. 3:19-20: “Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is
en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht, want hun werken waren boos. Want een ieder, die
kwaad bedrijft, haat het licht, en gaat niet tot het licht, opdat zijn werken niet aan de dag komen.”
Toch blijft daar Gods uitgestrekte hand naar iedere verloren zondaar om te kiezen voor het eeuwige leven met Hem. Hij
doet er echt alles aan om de zondaren op deze wereld op tijd te overtuigen van hun verloren toestand. Om dit te onderstrepen
herhaal ik nog maar eens wat in het voorgaande al is aangehaald, namelijk Jezus' woorden uit Openb. 3:20: “Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de
deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.” En daar is geen plaats voor
angst. Want, zo lezen wij in Jezus' uitnodiging in Joh. 5:24: “Voorwaar, voorwaar, Ik
zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel,
want hij is overgegaan uit de dood in het leven.”
Voor deze geredden gaat eveneens op wat Openb. 21:4 zegt: “en Hij zal alle tranen
van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want
de eerste dingen zijn voorbijgegaan.” Waar de dood is daar is angst. Als we dus lezen dat de dood niet meer zal
zijn kunnen we ook lezen: en de angst zal niet meer zijn...
Echter.... voor wie zich blijft verzetten tegen Gods uitnodiging rest slechts de waarschuwing uit Hebr.
10:26-27: “Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft
er geen offer voor de zonden meer over, maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur,
dat de wederspannigen zal verteren.” Maak hier niet de denkfout dat het “tot erkentenis der waarheid komen”
alleen opgaat voor hen die ooit bekeerd zijn geweest. Ook de bosjesman (met zijn hakmes, blaaspijp en speer) die heeft
erkend wie de allerhoogste God is, de God die alles heeft geschapen, maar desondanks zijn toevlucht blijft zoeken bij
de boze geesten blijft eeuwig onder de toorn van God.